-
1 lyric
adj. lyrisch gedicht; lyriek--------n. lyrisch gedicht; tekst van liedje (+s)lyric1[ lirrik] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————lyric21 zang-♦voorbeelden: -
2 poem
-
3 scan
n. uitkammen, doorzoeken; kartering, nauwkeurig onderzoeken ( een medisch onderzoek dat wordt uitgevoerd met een medisch apparaat-computer scan); onderzoekende blik--------v. nauwkeurig onderzoeken (met een CT of CAT scan, computerized tomography)); uitkammen; in een blik bekijken; onderzoeken, nagaanscan1[ skæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scan2〈 scanned〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 nauwkeurig onderzoeken ⇒ afspeuren/zoeken3 snel, vluchtig doorlezen -
4 acrostic
adj. acrostiek, gebaseerd op een acrostichon (waarin de eerste of laatste letters een woord of zin vormen)--------n. acrostichon (gedicht waarin de eerste of laatste letters een woord of gezegde vormen)[ əkrostik] -
5 argument
n. debat., discussie; bewering, argument; (in computers) argument, parameter die wordt meegegeven aan een bepaalde funktie of programma[ a:gjoemənt]2 ruzie ⇒ onenigheid, woordenwisseling♦voorbeelden:1 a strong argument for/against • een sterk argument voor/tegen¶ ram the argument home • een argument sterk benadrukken/doordrijven1 bewijsvoering ⇒ betoog, redenering♦voorbeelden:1 let us, for the sake of argument, suppose … • stel nu eens (het hypothetische geval) dat … -
6 ballade
n. ballade, sentimenteel lied dat een verhaal vertelt, vertellend gedicht omgevormd tot een lied[ bæla:d] -
7 blunder
n. blunder, grove fout--------v. grove fout maken; heen en weer bewegen; struikelenblunder1[ blundə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blunder ⇒ flater, miskleun♦voorbeelden:1 make a blunder • een bok schieten, een flater slaan————————blunder2〈 werkwoord〉1 blunderen ⇒ een stomme fout begaan/maken, een flater slaan2 strompelen ⇒ (voort)sukkelen, zich onhandig voortbewegen♦voorbeelden:2 blunder on • voortsukkelen, voortstrompelenhe blundered through the poem • hij worstelde zich moeizaam door het gedichtblunder into a tree • tegen een boom opknallenblunder (up)on something • tegen iets aanlopen, door toeval/geluk iets vinden -
8 book
n. boek; notitieboek; bundel--------v. boeken; bespreken; noterenbook1[ boek]5 (schrijf)boek ⇒ schrift, blocnote♦voorbeelden:be always at one's books • altijd met zijn neus in de boeken zittenswear on the Book • de eed op de bijbel afleggen4 book of words • tekstboek, libretto7 make/keep (a) book • wedmakelen, bookmaker zijn¶ bring someone to book for something • iemand voor iets rekenschap laten afleggen; iemand zijn gerechte straf doen ondergaanclosed book • gesloten boekread someone like a book • iemand volkomen door hebben〈 informeel〉 throw the book (of rules) at someone • iemand maximum straf toebedelen; iemand de les lezenby the book • volgens het boekje/de voorschriftenin my book • volgens mij, mijns inziensII 〈meervoud; the〉1 de boeken ⇒ kasboek, kantoorboek, journaal2 boek ⇒ register, (leden)lijst♦voorbeelden:on the books • ingeschreven, lid¶ open the books • de boeken (her)openen, de intekening openstellen————————book21 een plaats bespreken ⇒ een kaartje nemen, reserveren♦voorbeelden:1 book through • een doorgaand reisbiljet/kaartje nemenbook for Australia • passage boeken naar AustraliëII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 boeken ⇒ reserveren, bestellen, engageren2 inschrijven ⇒ registreren, noteren♦voorbeelden:1 book a passage • passage/overtocht boekenbook someone through • iemand een doorgaand reisbiljet geven2 book an order • een bestelling noteren/opnemenbook the guests in • de gasten (in het register) inschrijven -
9 canto
-
10 composer
-
11 elegiac
adj. weemoed--------n. jammer/ weeklachtelegiac1[ ellidzjajjək] 〈 voornamelijk meervoud〉————————elegiac21 elegisch ⇒ treur-, klaag-♦voorbeelden: -
12 epic
adj. episch (van historische helden en heldendaden)--------n. historisch gedicht, eposepic1[ eppik] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————epic2〈bijvoeglijk naamwoord; epically〉 -
13 erotic
adj. lustgevend, verlangend, erotisch--------n. erotisch, erotisch gedicht[ irrottik] 〈 erotically〉1 erotisch -
14 expressive
adj. expressief, uitdrukkend[ ikspressiv] 〈 expressiveness〉1 expressief ⇒ betekenisvol, veelzeggend♦voorbeelden:this poem is expressive of great sorrow • dit gedicht drukt groot verdriet uit -
15 expressly
adv. uitdrukkelijk, duidelijk; speciaal[ ikspreslie]1 → express express/2 uitdrukkelijk ⇒ duidelijk, met nadruk3 expres ⇒ speciaal, met opzet♦voorbeelden:1 I told him expressly it was a confidential matter • ik vertelde hem nadrukkelijk dat het een vertrouwelijke zaak was -
16 force
n. (strijd)kracht, geweld; sterkte; legersterkte; dwang--------v. dwingen, noodzaken; onder dwang; eruit persen; inbreken, doorbrekenforce1[ fo:s]1 macht ⇒ krijgsmacht, leger2 ploeg ⇒ groep, personeel♦voorbeelden:1 kracht ⇒ geweld, macht♦voorbeelden:by force of circumstances • door omstandigheden gedwongenthe forces of evil • kwade krachtenthe force of gravity • de zwaartekrachtthe force of his words • de overtuigingskracht van zijn woordena powerful force in local politics • een invloedrijke persoon in de plaatselijke politiekjoin forces (with) • de krachten bundelen (met)the machine was put in force • de machine werd in werking gesteldby force • met geweldby force of • door middel vanby/from/out of force of habit • uit gewoonte2 werkelijke betekenis ⇒ werkelijk effect, belang♦voorbeelden:2 the force of this poem is hard to grasp • de precieze betekenis van dit gedicht is moeilijk te vattenIV 〈meervoud; Forces; the〉1 strijdkrachten ⇒ strijdmacht, krijgsmacht♦voorbeelden:————————force2〈 werkwoord〉1 dwingen ⇒ (door)drijven, forceren2 forceren ⇒ open/doorbreken♦voorbeelden:force a smile/one's voice • een glimlach/zijn stem forcerenforce one's will on someone • iemand zijn wil opleggenforce along • meesleurenforce back • terugdrijvenforce something down • iets met moeite binnenkrijgenforce a plane down • een vliegtuig dwingen tot landenforce it out • het met moeite uitbrengenGovernment will force the prices up • de regering zal de prijzen opdrijvenhe wants to force his ideas down our throats • hij wil zijn ideeën met geweld aan ons opdringenforce something from/out of someone • iets van iemand afdwingenforce something on/upon someone • iemand iets opdringen -
17 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe -
18 he blundered through the poem
he blundered through the poem -
19 he preceded his speech with a poem
he preceded his speech with a poemEnglish-Dutch dictionary > he preceded his speech with a poem
-
20 howl
n. gedicht van Allen Ginsberg (gepubliceerd in 1956)howl1[ haul] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gehuil ⇒ brul, gil♦voorbeelden:1 howls of derision • spot/hoongelach————————howl21 huilen ⇒ jammeren, krijsen♦voorbeelden:1 the wind howled • de wind gierde/loeidehowl with laughter • gieren van het lachenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 huilend/jammerend/gierend uiting geven aan♦voorbeelden:1 the speaker was howled down • de spreker werd weggehoond/overschreeuwd
См. также в других словарях:
Gedicht — Gedicht, im weitesten Sinne, die freie Anschaulichmachung einer Idee durch bildliche Worte. Es umfaßt in dieser allgemeinen Bezeichnung das lyrische, epische und dramatische Gedicht (s. Drama). Im engsten Sinne begreift man unter Gedicht nur das… … Damen Conversations Lexikon
Gedicht — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Bsp.: • Sally begann, Gedichte zu schreiben. • Der Titel eines berühmten Buchs von Ernest Hemingway stammt aus einem Gedicht von John Donne. • Heute haben wir ein wundervolles Gedicht in der Schule gelesen … Deutsch Wörterbuch
Gedicht — Gedicht, das Erzeugniß der Dichtkunst, eine ein bestimmtes Gefühl aussprechende Rede; vgl. Dichtkunst … Pierer's Universal-Lexikon
Gedicht — ↑Ballade, ↑Ode, ↑Poem … Das große Fremdwörterbuch
Gedicht — 2↑ dichten … Das Herkunftswörterbuch
Gedicht — Apollon mit einer Lyra Als Lyrik (griechisch λυρική (ποίησις) – die zum Spiel der Lyra gehörende Dichtung) bezeichnet man die dritte poetische Gattung neben der Epik und der … Deutsch Wikipedia
Gedicht — Reim; Ode; Sonett * * * Ge|dicht [gə dɪçt], das; [e]s, e: sprachliches Kunstwerk in Versen, Reimen oder in einem besonderen Rhythmus: Gedichte schreiben; sie liest gern Gedichte; ein Gedicht auswendig lernen, vortragen; der Dichter… … Universal-Lexikon
Gedicht — Im Gedicht ist die Sprache zur Ruhe gebracht, und der Mensch lebt, gestillt, für einen Augenblick im Schweigen. «Gottfried Benn, Krise der Sprache» Ein Gedicht ist immer die Frage nach dem Ich. «Gottfried Benn, Marginalien» Ein neues Gedicht… … Zitate - Herkunft und Themen
Gedicht — Ge·dịcht das; (e)s, e; ein (kurzer) Text meist in Reimen, der in Verse und Strophen gegliedert ist <ein Gedicht schreiben / verfassen, auswendig lernen, aufsagen>: ,,Der Erlkönig ist ein bekanntes Gedicht von Goethe || K :… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Gedicht — das Gedicht, e (Grundstufe) ein kurzes Werk, das sich in Verse und Strophen gliedert Beispiele: Er hat das Gedicht auswendig gelernt. Schon seit Jahren schreibt sie keine Gedichte mehr. Kollokation: ein Gedicht aufsagen … Extremes Deutsch
Gedicht — 1. Bös Gedicht wird bald zunicht. 2. Es ist nicht alles dicht1, was der Piffel2 gicht. – Henisch, 1615. 1) Dichtung, Gedicht, erdichtet, erfunden, aus der Luft gegriffen. 2) Pöbel … Deutsches Sprichwörter-Lexikon